de meeste woorden

>> 04 mei 2007

De klas wordt in groepjes verdeeld. Er wordt een letter gekozen (door de juf of een kind). Aan de hand van het onderstaande lijstje moeten de kinderen met die bepaalde letter woorden gaan zoeken.

Gerecht / voedsel
Bloem of plant
Stad in Nederland
Naam van een land
Voorwerp in huiskamer
Voorwerp uit keuken
Beroep
Landdier
Waterdier
Lichaamsdeel
Elektrisch apparaat
Jongensnaam
Meisjesnaam
Voertuig
Vrucht / groente

Voelen


Een kind uit de kring wordt geblinddoekt. De spelleider legt een voorwerp in de hoge doos, zo dat de andere leerlingen dit voorwerp niet kunnen zien. Het geblinddoekte kind gaat mag het voorwerp betasten totdat het weet wat het is. Het kind mag NIET zeggen wat het is, maar moet proberen twee eigenschappen van het voorwerp te noemen zodat de andere leerlingen het voorwerp kunnen raden.

Het kind dat het voorwerp goed geraden heeft mag de volgende 'voeler' zijn.

tip: in de klas van Anneleen staat een voeldoos


schrijven en vertellen

Alle kinderen in de klas krijgen een blanco papiertje. Op het papiertje schrijft elk kind een zelfstandig naamwoord. De blaadjes worden opgehaald en in een doos gedaan.

Dan beginnen de kinderen met het schrijven van een verhaal. Om de 2 minuten leest de leerkracht 1 blaadje met een zelfstandig naamwoord voor. De kinderen moeten dat woord in hun volgende zin binnen het verhaal passen.

bron: http://www.onderwijz.nl

op en neer

De kinderen bedenken een meerlettergrepig woord. Dat woord schrijven ze op van boven naar beneden. Met een kleine spatie schrijven ze hetzelfde woord nog eens op, maar nu van benden naar boven.
Bijvoorbeeld:
T L
A E
F F
E A
L T

Er moeten nieuwe woorden gevormd worden, die beginnen en eindigen met de gegeven letters. De kinderen kunnen het bovenstaande voorbeeld bijv. op de volgende manier afmaken:
T afe L
A ard E
F ui F
E rn A
L if T

luister goed

De spelleider geeft iedere leerling een blaadje waarop een woord staat geschreven. Dit zijn verschillende woorden. De leerlingen lezen hun woord, staan op, lopen kriskras door de klas en zeggen op gewone spreektoon voortdurend dat woord. Na enige tijd geeft de spelleider een stopteken. De leerlingen gaan zitten en schrijven alle woorden op, die ze hebben gehoord.

Op het bord vindt een inventarisatie plaats van het aantal gehoorde woorden per leerling en per woord; deze gegevens kunnen dienen als uitgangspunt voor een gesprek waarin elementen als verstaanbaarheid, door elkaar praten, massaliteit, herkenbaarheid, articulatie aan bod komen.
* Suggestie: afhankelijk van het niveau van de kinderen kan men kiezen voor moeilijke of makkelijke woorden.

bron: http://www.onderwijz.nl

lopend opstel

Je schrijft een zin op een blad. Dit blad circuleert door de klas. Elk kind voegt er een zin aan toe.

letterspel

De leerkracht kiest drie medeklinkers. Bijv. de s, p en k.
De kinderen proberen door er klinkers tussen te zetten, zoveel mogelijk woorden te maken. Nieuwe medeklinkers mogen niet gebruikt worden.
Spek spook spiek spaak kops
Ruiten traan trein tuner rieten toren etc.

bron: http://www.onderwijz.nl

lettergrepen

De kinderen schrijven zoveel mogelijk woorden op met "ba" als eerste lettergreep. (Of ka-, za-, ta-, enz.)

kopje kleiner

Eén van de spelers prikt uit een boek of een krant een flink woord, van 8-10 letters. De spelers gaan ieder voor zich proberen, van dit woord nieuwe woorden te maken door steeds zo weinig mogelijk letters weg te halen. Achtereenvolgens maken ze van een woord van 10 letters, woorden van 9, 8, 7, 6, 5, 4, 3 en 2 letters. Score: voor elk woord een punt. Wie de meeste punten heeft wint.

bron: http://www.onderwijz.nl

krantenkoppen

Elk kind krijgt een aantal krantenkoppen. De bedoeling is dat ze verschillende krantenkoppen combineren en samenvoegen en zo een nieuwe originele (absurde) kop krijgen.
Vervolgens krijgen ze de opdracht om een krantenartikel te schrijven, dat bij de kop past.

bron: http://www.onderwijz.nl

in het oerwoud

Stel, je komt diep in een oerwoud een nog niet ontdekte stam tegen. Die mensen wil je gaan uitleggen hoe onze omgeving eruit ziet. Gelukkig spreken ze onze taal. Hoe zou je uit kunnen leggen wat de onderstaande woorden zijn, zonder die woorden zelf te gebruiken?

Deel de klas in tweeën en geef elke groep een aantal woorden, afhankelijk van het taalbeheersingsniveau van de kinderen. De groep die een woord goed geraden heeft krijgt een punt. De groep met de meeste punten op het eind heeft gewonnen.

Te gebruiken woorden zijn bv.:
-naaimachine -grasmaaier -computer
-wasdroger -zaklantaarn -caravan
-helikopter -flat -supermarkt
-rijbewijs -vriezer -draadloze telefoon

bron: http://www.onderwijz.nl

het-woorden-race

De groep wordt in tweeën verdeeld, of als de groep erg groot is in meerdere gelijke groepjes van bijvoorbeeld 8 leerlingen. De kinderen krijgen de opdracht om binnen 1 minuut zoveel mogelijk 'het-woorden' op te schrijven. De groep met de meeste woorden heeft gewonnen.
Een volgende keer kunnen ook de 'de-woorden' en de 'een-woorden' aan de beurt komen. Let op: verkleinwoorden tellen niet mee!

bron: http://www.onderwijz.nl

geheimschrift

Het onderstaande versje staat op het bord. Wie kan het hele versje weer in orde krijgen?

Ed noornheus

Ed hoenusnor hodut nav leve balkaa
Mara si chot leeh reg kumizaal
Ej tome ej sud raam onoit brevazen
Las ej meh grachtip honor rooth zablen.

Tad tode ijh (twan ijh feeht nege skeu)
Datijl ne igeeuw rood nijz nesu.
Stabla ijh, nad kijlt the nee banzui.
Stielf stalba ijh ni ed tuinierden.
Raad thang nem nad nee dorbej tuiben:

Ed hoenusnor
laz nijz nesu gana stuinen.

bron: http://www.onderwijz.nl

een...is geen ...

We geven de kinderen een paar eenvoudige voorbeelden van rijmpjes met een zeer eenvouig schema:
De eerste en derde regel rijmen en de tweede en de vierde regel rijmen. Daarna gaan de kinderen zelf aan de slag en maken een aantal rijmpjes met dit schema.
Voorbeelden:

Een voetbal is geen knikker.
Een plaatje geen portret.
Een schildpad is geen kikker.
Een tafel is geen bed.

Een auto is geen brommer.
Een beek is geen rivier.
Een augurk is geen komkommer.
Een anjer is geen dier.

Een panter is geen tijger.
Een paling is geen snoek.
Een ooievaar is geen reiger.
Een tijdschrift is geen boek.

bron: http://www.onderwijz.nl

alfabetspel

Alle kinderen krijgen een blaadje. Op dit blaadje noteren ze onder elkaar de letters van het ABC. De letters q, x en y hoeven ze niet te noteren. Wanneer dit gebeurd is, krijgen de kinderen de opdracht, achter elke letter een beroep te noteren.

In plaats van met beroepen kan dit ook gespeeld worden met keukenvoorwerpen, namen van dieren, planten, mensen, bomen, groenten, kleding, fruit, steden, enz.

Alfabetten

Elke speler krijgt een woordenboek. Eén speler kiest een woord hieruit en houdt dit voor zichzelf. De andere spelers moeten proberen om achter dit woord te komen. Zij noemen om beurten een woord uit het woordenboek en vragen of het desbetreffende woord voor of na dit woord in het woordenboek voorkomt. Degene die het woord geraden heeft mag het volgende woord kiezen.

taalkwartetten




Logopediste Riet Wille ontwierp drie kwartetspellen, die focussen op klanken, woorden en lettergrepen. Naast taalvaardigheden worden bij een kwartetspel ook algemene vaardigheden gestimuleerd, zoals luisteren, onthouden, logisch denken en gestructureerd vragen leren stellen. Het
Klinkend kwartet gaat over klanken en richt zich voornamelijk tot kinderen van het 1ste leerjaar. Bij dit spel verzamelen de kinderen vier kaarten met eenzelfde klank, bijvoorbeeld een 'oo' of een 'e'. Het Paartjeskwartet richt zich voornamelijk tot kinderen van het 2de en 3de leerjaar en gaat over woorden. Bij dit spel verzamelen de kinderen vier kaarten die samen een woord vormen, zoals 'd', 'r', 'aa' en 'k'. Het Lettergrepenkwartet tenslotte, richt zich tot kinderen van het 2de en 3de leerjaar en focust op lettergrepen. Ook bij dit spel verzamelen de kinderen vier kaarten die samen een woord vormen. Het verschil met het voorgaande kwartet is dat het hier om lettergrepen gaat, zoals 'di', 'no', 'sau' en 'rus'. Deze kwartetspellen zijn een leuk extraatje voor al wie net heeft leren lezen. Maar ook voor kinderen die moeite hebben met lezen, zijn ze bruikbaar en nuttig. Deze spellen bewijzen dat leren lezen ook leuk kan zijn!

Elk kwartetspel zit verpakt in een stevig kartonnen doosje en bevat naast de 68 tot 80 geverniste kaarten een extra kaart met daarop de spelregels, de didactische waarden en enkele andere toepassingsmogelijkheden, zoals woordlotto en memory.

Het Klinkend kwartet bevat 68 spelkaarten + een kaart met de spelregels, het Paartjeskwartet 80 en het Lettergrepenkwartet 72. Elk kwartetspel kost € 15,95. De drie spellen samen kosten € 43.

Te bestellen bij http://www.eenhoorn.be

Het grote taalspel


Naast het grote Geschiedenisspel heeft Scala Leuker Leren nu ook het grote Taalspel uitgebracht. Het is een leuk en spannend bordspel waar vele facetten van de taal in naar voren komen: de betekenis van gezegdes en uitspraken, de goede spelling van een woord, woordenschat, vervoegingen en nog veel meer. Voor elk goed antwoord mag je een stapje verder in het alfabet en krijg je een letter. Van de gekregen letters kun je weer woorden maken, die je weer wat sneller naar je doel kunnen brengen. Het spel loopt van A tot Z en wie het eerst bij de Z is, is de winnaar. Maar om daar te komen moet je dus heel wat vragen beantwoorden. Sommige kunnen extra lastig zijn, want er zijn vragen waarbij de antwoorden moeten beginnen of eindigen met de letter waar je op staat: een kledingstuk met een Q? Daarnaast zijn er ook kanskaarten. Die kunnen je vooruit helpen, maar ook achteruit. Het spel is geschikt voor jong en oud. Wij hebben het gespeeld met een gemengd gezelschap: één kind uit groep 8, één kind uit 3VWO, 2 net afgestudeerden en 2 volwassenen. Hoewel het spel is voor 2-4 personen of teams ging het spelen met 6 personen ook goed. Je hebt gewoon 2 extra pionen nodig. De algemene indruk was zeer goed, het spel is spannend en het hoeft niet zo te zijn dat degene die het beste in taal is ook wint, want je kunt met de kanskaarten ontzettende pech hebben. Met de kanskaarten kun je extra letters of plaatsen vooruit winnen of letters verliezen of plaatsen terug moeten, of een combinatie van beiden. Zo had één van ons steeds de pech om een verliezende kanskaart te trekken of alleen letter te winnen. En als deze letters dan ook alleen maar klinkers zijn, dan wordt het moeilijk woorden maken om daarmee je plaats vooruit te winnen. Want met de letters is het net scrabble, je moet goede letters hebben om een woord te kunnen maken. En sommige vragen lijken simpel, zoals de kaartjes waar je een woord moet maken die begint of eindigt met de letter waar je op staat. Dat gaat goed, totdat je bijvoorbeeld op de q staat. Ja, dat kledingstuk. Wij vonden uiteindelijk quizmasterkostuum wel mooi, maar dat kan dus nog knap lastig zijn. Aan de andere kant zijn er ook hele makkelijke vragen, hoewel die natuurlijk voor de jongere kinderen ook best lastig kunnen zijn. Maar met die vragen kun je dan gewoon even geluk hebben.
Het grote taalspel is geschikt voor thuis, maar zeker ook leuk voor in de klas. Het kost € 29,92 en is verkrijgbaar via Scala Leuker Leren. Naast het spel is er ook een uitbreidingsset te koop voor € 7,95 voor kinderen van 7-9 jaar of voor oudere kinderen om nog eens extra mee te oefenen.


Woorden vormen

Vorm met de letters van één woord zoveel mogelijk andere bestaande woorden.

Nodig:
Voor elk kind een blad papier
een grote zandloper
een woordenboek

De leerkracht schrijft een woord op het bord.
De zandloper wordt omgedraaid.
Wie de meeste woorden kan vormen met de letters wint.
Bij discussie of een woord wel bestaat: opzoeken in het woordenboek.

V.b.: woorden met de letters uit SPEELTERREIN
speel - terrein - les - lees - ren - in - eelt - teer - leer - peer - ....

http://www.teleac.nl/taalspel/spelgrid.jsp?swf_naam=woordenschat&thema=sport_spel

Kleuters. Kleuren leren


De leerkracht noemt drie kleuren, bijv. blauw, groen en rood. De kinderen gaan in de klas op zoek naar iets wat deze kleur heeft. Dan gaan de kinderen in de kring zitten.
De leerkracht (en de kinderen) zingen:
(Een kleur, bijv:) Rood, rood, ik heb geen rood,
ik moet nog rood gaan zoeken,
hier in alle hoeken.
De leerkracht wijst een kind aan met een rood voorwerp. Dat kind noemt een kleur. Nu wordt het liedjes met die kleur erin gezongen. Het kind loopt ondertussen met zijn voorwerp in de hand door de kring. Bijv.
Blauw, blauw, ik heb geen blauw,
ik moet nog blauw gaan zoeken,
hier in alle hoeken.
Het kind dat in de kring loopt, wijst een kind aan met een blauw voorwerp. Dit kind gaat ook meelopen en mag de volgende kleur kiezen.

About This Blog

Lorem Ipsum

  © Free Blogger Templates Autumn Leaves by Ourblogtemplates.com 2008

Back to TOP